Opinie: Het bestek van de baas gaat mee op vakantie
1. “Bedrijven
moeten veel duidelijker aangeven dat spullen meenemen van je werk diefstal is
en dat stelen van de werkgever gevolgen heeft.” Dat zegt Gerd Hoffinann, directeur
van Hoffinanns Bedrijfsrecherche, Vooral in de zomermaanden worden
bedrijfskantines leeggeroofd. Werknemers nemen naast bestek,
ook suikerzakjes en peper- en zoutstelletjes mee. “Want dat
is zo handig voor op vakantie of bij de barbecue.”
2. Volgens
Ria Cramer, die al 15 jaar voor bedrijfscateraar Albron werkt, is het elk jaar
weer raak. ''We zeggen altijd tegen elkaar: het campingseizoen is weer
begonnen.'' Het probleem is volgens haar wijdverbreid:
''Ik heb op een politiebureau in Capelle aan den IJssel gewerkt, ook daar
namen ze het bestek mee''.
3. Dominique
de Kleer, manager bij een Haags filiaal van La Place, schat dat er tijdens de
zomermaanden zo'n 500 vorkjes en lepeltjes verdwijnen uit haar 14 restaurants -
drie keer meer dan dat er in de rest van het jaar
wordt gestolen.
4. ''Er fietst van alles ongezien langs de
kassa en je betrapt natuurlijk nooit iemand. Echter controleren
is onmogelijk”, zegt ze. ''Je kunt niet elke bezoeker als een misdadiger
aankijken, immers de horeca blijft een gastvrije business.''
5. Het
gaat niet alleen om bestek, maar ook die
kleine zakjes suiker, sambal en ketchup zijn ontzettend handig om op
de camping te gebruiken. Albron-manager Fred Haazen blijft maar bijvullen. ''Ik
heb bij een stadsdeelraad van
Rotterdam gewerkt. Er gingen daar drie dozen sambal per dag doorheen. Dat aten
ze echt niet allemaal meteen op.'' Daarnaast zijn het vooral
de plastic bekertjes die met stapels tegelijk meegenomen worden vanuit de
koffiehoek op kantoor, want ook die zijn onmisbaar bij een
gezellige picknick.
6. Gerd
Hoffinann ergert zich dood aan al die kleine diefstallen. Volgens hem
realiseren mensen zich nauwelijks dat ze stelen. ''Ze zien het als een secundaire arbeidsvoorwaarde om af en toe
iets mee te nemen. 'Daarom moeten bedrijven duidelijker
aangeven dat diefstal echt niet kan'', vindt hij. ''Tien procent van de mensen
is goudeerlijk, echter tien procent had je sowieso niet moeten
aannemen. Daartussen zit een grijs gebied. Kortom,
die mensen hebben regels, richting en controle nodig. Anders zitten ze straks
ook nog met bureaustoelen op de camping.''
Bron: https://www.nrc.nl/nieuws/2009/06/17,
bewerkt
Beantwoord de volgende
vragen.
1. Verdeel de tekst in
inleiding, kern en slot.
Inleiding : alinea … tot …
Kern :
alinea ... tot …
Slot
: alinea … tot …
2. Wat is het
(hoofd)doel van de schrijver met deze tekst?
a) Hij wil de lezer
vertellen waarom bedrijfsdiefstal niet strafbaar is en wat er onder
bedrijfsdiefstal wordt verstaan.
b) Hij wil de lezer
uitleggen hoe je kan voorkomen dat medewerkers stelen en dat dit geen
secundaire arbeidsvoorwaarde is.
c) Hij wil de lezer
vermaken met verhalen over diefstal op de werkvloer, dit komt erg veel voor.
d) Hij wil de lezer overtuigen dat
bedrijven duidelijker moeten aangeven dat stelen van de baas gevolgen heeft
voor de werknemer.
3. Op welke manier
introduceert de schrijver het onderwerp van de tekst?
a) hij geeft vooraf een
samenvatting van de tekst, zodat je weet wat er gaat komen.
b) hij introduceert het
onderwerp door een anekdote te vertellen die betrekking heeft op het onderwerp
van de tekst
c) de schrijver geeft
algemene informatie over het onderwerp, zodat de lezer weet waar de tekst over
gaat.
d) de schrijver begint de
tekst met een standpunt over het probleem dat hij in de tekst bespreekt
4. Wat is het onderwerp
van deze tekst?
5. Welke reden wordt in
alinea 1 genoemd, waarom werknemers spullen meenemen uit de bedrijfskantine?
6. Hoeveel lepeltjes en
vorkjes verdwijnen er in de meeste maanden in de restaurants van La
Place?
a) Minstens 500
b) Ruim 150
c) Niet meer dan 1500
d) Dat wordt in de
tekst niet verteld
7. In alinea 5 worden
een aantal artikelen genoemd die door werknemers worden meegenomen.
Hoeveel voorbeelden
worden er in alinea 5 genoemd?
a) 3
b) 4
c) 5
d) 6
8. Welke conclusie wordt
er in de laatste alinea getrokken?
a) Mensen
realiseren zich nauwelijks dat ze stelen.
b) Werknemers zien
het als een secundaire voorwaarde dat ze spullen mogen meenemen.
c) Tien procent van
de mensen is goudeerlijk en tien procent zijn dieven.
d) Bedrijven moeten
duidelijke regels stellen en controleren of die regels worden nageleefd.
9. Hoe sluit de schrijver de tekst af?
a) de schrijver geeft een
samenvatting van wat hij verteld heeft.
b) de schrijver komt tot
een conclusie van dingen die eerder in de tekst staan.
c) de schrijver geeft een
oplossing voor het probleem dat hij in de inleiding heeft genoemd.
d) de schrijver spoort de
lezer aan op iets te gaan doen.
10. Wat wordt er bedoeld
met het woord ‘wijdverbreid’ in alinea 2?
11. In alinea 4 staat:
Er fietst van alles (…) langs de kassa. Wat wordt er met die opmerking bedoeld?
12. In alinea 5 staat
het woord ‘stadsdeelraad’. Wat is een stadsdeelraad?
13. Wat wordt bedoeld
met een ‘secundaire arbeidsvoorwaarde’ (alinea 6)?
14. Wat bedoelt de
schrijver met ‘grijs gebied’ (alinea 6)?